Duurzaamheidsinformatie Regeling Extra Pensioen, Netto Pensioen en Tijdelijk Ouderdomspensioen (TOP)
Duurzaamheidsinformatie Regeling Extra Pensioen, Netto Pensioen en Tijdelijk Ouderdomspensioen (TOP)
Vanuit de Europese duurzame financieringsstrategie (SFDR), gelden er voor pensioenfondsen nieuwe rapportageverplichtingen vanaf 30 december 2022 voor de pensioenregelingen die pensioenfondsen aanbieden. Het pensioenfonds biedt naast een middelloonregeling voor risico van het pensioenfonds ook een regeling voor risico deelnemer aan (DC-regeling).
De rapportageverplichtingen van deze DC-regeling uit hoofde van SFDR zijn beperkt omdat het Fonds de regeling als een artikel 6 product classificeert. Deze classificatie is gebaseerd op de beperkte omvang van deze regeling en de verwachting dat deze omvang verder zal afnemen de komende jaren. Hieronder gaan we dieper in op deze materie.
SFDR (Sustainable Finance Disclosure Regulation) is een belangrijk wettelijk instrument om de ambitieuze Europese doelstellingen te bereiken. Want alleen middels grote particuliere en publieke investeringen in duurzamere activiteiten kan de EU haar doelen voor 2030 en 2050 bereiken.
De SFDR verplicht financiële spelers transparanter te communiceren over duurzaamheid van de financiële producten die zij aanbieden. Dit geldt ook voor pensioenfondsen die financiële producten aanbieden. Een pensioenregeling is een financieel product. Pensioenfondsen en fondsbeheerders die beweren duurzame keuzes te maken, moeten voortaan gedetailleerde informatie geven over de gebruikte gegevens, bronnen en methodes.
Bij elk financieel product dient een pensioenfonds informatie te verschaffen op de website over verschillende duurzaamheidsaspecten. De transparantieverplichtingen zijn afhankelijk van de antwoorden op de volgende aspecten:
- het duurzaamheidskarakter van de regeling (artikel 6, 8 of 9),
- of duurzaamheidsrisico’s worden meegewogen in de beleggingsbeslissingen (artikel 3),
- of ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren in aanmerking worden genomen (artikel 4) en
- of het beloningsbeleid spoort met de integratie van duurzaamheidsrisico’s (artikel 5).
Over al deze aspecten zal gerapporteerd moeten worden. Belangrijk hierbij is dat toegelicht wordt waarom bepaalde keuzes gemaakt zijn.
Naast de DB-regeling, zijnde een financieel product voor risico pensioenfonds, beheert het fonds nog een ander financieel product, te weten een regeling voor risico deelnemers. Dit is de DC-regeling.
Bij deze regeling bouwen deelnemers, op vrijwillige basis en volledig voor eigen rekening en risico, een kapitaal op in de regeling Extra Pensioen, Netto Pensioen en Tijdelijk Ouderdomspensioen (TOP). De doelstelling van deze regeling is enerzijds het behalen van een zo hoog mogelijk rendement, anderzijds het matchen van het renterisico zodra de pensioengerechtigde leeftijd van de deelnemer nadert. In deze paragraaf staan we stil bij de duurzame aspecten van de DC-regeling.
Het duurzaamheidskarakter van de regeling
Bij het duurzaamheidskarakter van een pensioenregeling wordt onderscheid gemaakt tussen financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten (artikel 8 product) en financiële producten die duurzame beleggingen ten doel hebben (artikel 9 product). Een derde categorie zijn de producten die niet als duurzaam worden gepromoot (artikel 6 product).
Het pensioenfonds classificeert de DC-regeling als een artikel 6 product. Dit betekent dat de DC-regeling geen specifieke ecologische of sociale kenmerken promoot en ook geen duurzame beleggingsdoelstelling heeft. De onderliggende beleggingen van de DC-regeling houden geen rekening met de EU-criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten. De reden voor deze keuze is gelegen in het feit dat de omvang van de DC-regeling dermate klein is, dat dit geen actieve ESG-bemoeienis vanuit het Fonds rechtvaardigt. Daarnaast ligt het in de lijn der verwachting dat in de komende jaren de omvang van de DC-regeling eerder zal afnemen dan toenemen. Vandaar dat wij onze DC-regeling als een artikel 6 product beschouwen in het kader van de SFDR.
Integratie duurzaamheidsrisico’s
In de DC-regeling worden duurzaamheidsrisico’s niet geïntegreerd in de beleggingsbeslissingsprocedure. Vandaar dat de transparantie van de dragslijnen inzake duurzaamheidsrisico’s ontbreekt.
Due diligence is erop gericht om de belangrijkste negatieve effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen, te prioriteren en analyseren. Dit betreft de negatieve impact voor de samenleving en het milieu in zowel de beleggingsportefeuille als bij potentiële beleggingen.
Het pensioenfonds rapporteert, vanwege de omvang van de DC-regeling, niet over belangrijke negatieve effecten van haar investeringsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren. Organisaties die minder dan 500 werknemers in dienst hebben, zoals bij Stichting Pensioen TNO het geval is, hebben de mogelijkheid om hiervan af te zien. Dit heet ook wel ‘de negatieve verklaring’. Het pensioenfonds is ook niet van plan om de ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren voor de DC-regeling in aanmerking te gaan nemen.
Het beloningsbeleid in relatie tot de integratie van duurzaamheidsrisico’s
Tot slot wordt ingegaan op artikel 5 van de Verordening:
“Financiële marktdeelnemers en financieel adviseurs nemen in hun beloningsbeleid informatie op over de wijze waarop dat beleid spoort met de integratie van duurzaamheidsrisico’s, en publiceren die informatie op hun website.”
Het beloningsbeleid van het Pensioenfonds is gebaseerd op de volgende algemene uitgangspunten: Stichting Pensioenfonds TNO voert overeenkomstig de Pensioenwet, het Besluit uitvoering Pensioenwet en de Code Pensioenfondsen een beloningsbeleid dat niet aanmoedigt tot het nemen van meer risico’s (waaronder duurzaamheidsrisico’s) dan voor het pensioenfonds aanvaardbaar is. Pensioenfonds TNO voert een beloningsbeleid dat bijdraagt aan het voorkomen van (de schijn van) belangenverstrengeling en het voorkomen van het nemen van onaanvaardbare of ongewenste risico’s, waaronder duurzaamheidsrisico’s. De beloning van de directie en medewerkers van het bestuursbureau en van de bestuurders van het pensioenfonds is onafhankelijk van het rendement van de beleggingsportefeuille en bevordert het nemen van buitensporige duurzaamheidsrisico’s niet. Daarnaast kent het pensioenfonds geen prestatieafhankelijk beloningen.