Extra indexatie over 2022

Extra indexatie over 2022

Pensioenfonds TNO heeft begin dit jaar de pensioenen geïndexeerd met 9,93% op basis van wat wettelijk mogelijk was. We hanteren de inflatie van oktober tot oktober als doelstelling voor de indexatie, deze was 16,93%. Dus ondanks de ruime indexatie, hebben we de pensioenen niet volledig kunnen indexeren.

In de bestuursvergadering van 15 juni heeft het bestuur besloten om de gemiste indexatie van 7,00% over 2022 alsnog toe te kennen. Dit besluit was mogelijk omdat de overheid in mei jl. heeft besloten om op weg naar het nieuwe pensioenstelsel fondsen alvast de ruimte te geven meer te indexeren.

De pensioenen van alle werknemers, voormalig werknemers en pensioengerechtigden worden hierdoor met terugwerkende kracht tot 1 januari met 7,00% verhoogd. Voor pensioengerechtigden is het streven dat de verhoging dit najaar verrekend wordt bij de uitbetaling. In het najaar zal dus de aanvullende indexatie over de maanden januari tot en met dat moment uitgekeerd worden.* Hierover volgt dan nog een bericht.

*De maand na de uitbetaling zal de uitkering 6,37% hoger zijn ten opzichte van de huidige pensioenuitkering. Dit is gelijk aan 7,00% ten opzichte van het pensioen per eind vorig jaar. Omdat de pensioenen in januari met 9,93% zijn verhoogd komt de aanvullende indexatie van 7,00% overeen met 6,37% ten opzichte van het huidige niveau.

Vorig jaar heeft het fonds in eerste instantie 1,09% kunnen indexeren op basis van wat wettelijk mogelijk was. De inflatie over 2021 bedroeg 3,28. Het fonds heeft eind vorig jaar ook het resterende deel van 2,19% kunnen toekennen op basis van de extra ruimte die de overheid ook toen heeft geboden.
Hierdoor heeft het fonds in 2022 en 2023 de volledige indexatie toe kunnen kennen.

Als je wilt weten wat de verdere achtergrond is bij het besluit kun je dit hier lezen.

Heb je naar aanleiding van deze informatie nog vragen? Neem dan contact op met onze pensioenuitvoerder AZL. Bel 088 – 1162 401 of mail je vraag naar pf-tno@azl.eu.

Achtergrond bij de aanvullend indexatie
De ruimte om meer te indexeren dan mogelijk is volgens het wettelijke kader, is ontstaan dankzij de Wet toekomst Pensioenen (WTP) die vanaf 1 juli 2023 van kracht is. In het nieuwe wettelijke kader hoeven minder hoge buffers aangehouden te worden waardoor pensioenen eerder geïndexeerd kunnen worden. Pensioenfondsen hebben de mogelijkheid gekregen om, vooruitlopend op de overgang naar het nieuwe wettelijke stelsel, al te handelen in de geest van deze nieuwe wet. Het fonds kan hier gebruik van maken omdat de sociale partners (de Raad van Bestuur en de Ondernemingsraad) van TNO de intentie hebben uitgesproken om de opgebouwde pensioenen in 2026 om te zetten naar het nieuwe stelsel.

Het bestuur van het fonds heeft besloten om gebruik te maken van de mogelijkheid om aanvullend te indexeren en niet te wachten tot het moment van overgang. Een belangrijke reden om nu al aanvullend te indexeren is dat het fonds streeft naar een waardevast pensioen en al vele jaren niet of niet volledig heeft kunnen indexeren. Dit treft de pensioenen van alle deelnemers, maar vooral de pensioenen van de huidige pensioengerechtigden. Zij hebben de hoogste achterstand in gemiste indexatie en merken dit direct in hun inkomen.

De totale gemiste indexatie bij ons fonds bedroeg begin dit jaar ruim 20%. Niet voor elke deelnemer geldt dit percentage als achterstand. Het geldt alleen voor deelnemers die minimaal 15 jaar deelnemer zijn bij het fonds en in deze periode geen nieuwe pensioenaanspraken hebben opgebouwd. Voor werknemers in dienst van TNO – of bij één van de bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen – geldt een (veel) lager percentage omdat de salarissen in deze periode wel zijn gegroeid waardoor alle nieuwe pensioenopbouw is gebaseerd op dit hogere salaris.

Begin dit jaar heeft het fonds laten berekenen wat de kans is dat onder de huidige wettelijke regels de volledige achterstanden van 20% kan worden weggewerkt. Hieruit bleek dat over 15 jaar gemiddeld 7,7% kan worden toegekend. Dit percentage kan gezien worden als een schatting van de waarde van de huidige maximale indexatieachterstand.

Het bestuur ziet de toekenning van de aanvullende 7,00% en de 2,19% die in 2022 is toegekend, als een zeer stevige stap in de compensatie van de totale achterstallige indexatie over de afgelopen jaren. De verhoging wordt immers nu toegekend in plaats van dat er een kans is dat dit in de komende 15 jaar zou worden toegekend. Deze aanvullende indexatie zal dan ook, zoals wettelijk verplicht, meegenomen worden in de evenwichtige belangenafweging op weg naar het nieuwe stelsel.

Hoe pakt dit uit voor de deelnemers?
De aanvullende indexatie heeft niet voor alle deelnemers hetzelfde effect. Hieronder wordt uitgelegd hoe dat zit.

Huidig stelsel
Alle pensioenaanspraken, van de huidige werknemers, van de voormalige werknemers en van de pensioengerechtigden worden verhoogd met 7%. Hierdoor stijgen de verplichtingen van het fonds voor toekomstige pensioenbetalingen en daalt hierdoor de dekkingsgraad. In het huidige stelsel betekent dit dat er in de toekomst minder kan worden geïndexeerd.

Nu aanvullend indexeren is met name voordelig voor pensioengerechtigden omdat zij de verhoging direct merken in hun inkomen, maar ook omdat een verhoging van 7% nu voor ouderen meer is dan het verdelen van 7% bij de overgang naar het nieuwe stelsel. Voor werknemers werkt dat anders. Voor deze groep is het voordeliger om op een later moment – als zij een hoger pensioen hebben opgebouwd – een hogere indexatie te krijgen omdat het percentage dan over een groter bedrag berekend wordt.

Het fonds heeft de langetermijneffecten van de aanvullende indexatie in kaart gebracht per geboortejaar. De resultaten hiervan zijn weergegeven in onderstaande figuur. De berekening is uitgevoerd met de door het fonds jaarlijks uit te voeren formele haalbaarheidstoets. Deze toets geeft aan hoe hoog het te verwachten pensioen is voor elk geboortejaar. 100% betekent dat over een periode van 60 jaar een pensioen haalbaar is dat jaarlijks met de verwachte gemiddelde inflatie van 2% wordt geïndexeerd. 95% betekent dat over een periode van 60 jaar de pensioenuitkeringen gemiddeld 5% achterblijven op wat het pensioen had kunnen zijn wanneer de pensioenen altijd volledig volgens de prijsinflatie verhoogd zouden zijn. Met andere woorden, over een 60-jarige periode is er dan een koopkrachtverlies van gemiddeld 5%.

De blauwe staven geven aan hoe hoog het toekomstige pensioen wordt als er in 2023 geen 7% aanvullend wordt geïndexeerd. De blauwe staven zijn relatief laag voor oudere deelnemers (lage geboortejaren). Dit komt doordat deze groep de grootste indexatie-achterstand heeft en een kleine kans heeft dat zij de huidige indexatie-achterstand nog inlopen.

De rode staven geven aan hoe hoog het toekomstige pensioen wordt als er over 2022 wél 7% aanvullend wordt geïndexeerd. Dit heeft een grote verbetering van de pensioenen van ouderen. Voor deelnemers die zijn geboren tussen 1960 en 1980 is het nu indexeren iets nadelig op de langere termijn. Voor deze groep is het voordeliger als de dekkingsraad hoger blijft waardoor zij op een later moment meer indexatie kunnen verwachten. Voor jongeren is het verschil verwaarloosbaar klein. Zij hebben nog weinig pensioen opgebouwd waardoor een verhoging nu of over een aantal jaren geen wezenlijk verschil oplevert.

De bovenstaande figuur laat duidelijk zien dat de aanvullende indexatie met name voordelig is voor ouderen. Omdat dit ook de groep is met de hoogste indexatieachterstand, vindt het bestuur het besluit om in 2023 7,00% aanvullend te indexeren een evenwichtige maatregel.

Nieuwe stelsel
Het fonds verwacht over te gaan naar het nieuwe stelsel in 2026. Er is niet alleen gekeken naar het effect van de aanvullende indexatie op de langere termijn – binnen het huidige stelsel – maar ook gekeken naar de effecten op het moment van dat het fonds overgaat naar het nieuwe stelsel. Zo is bijvoorbeeld het effect van 7% extra indexatie nu op de hoogte van de dekkingsgraad bij overgang naar het nieuwe stelsel bepaald. Dit gaf geen aanleiding om niet te indexeren. Bij de overgang worden de pensioenen omgezet naar persoonlijke kapitalen. Hiervoor gelden standaard rekenregels. Als de dekkingsgraad hoog is, dan krijgt elke deelnemer een aanvangskapitaal dat hoger is dan de waarde van de pensioenaanspraken op dat moment. Als de resterende dekkingsgraad onder 100% ligt dan krijgen deelnemers een aanvangskapitaal dat lager is. Bij het toepassen van de standaard verdeelregels, die rekening houden met de resterende levensverwachting, profiteren pensioengerechtigden bij het invaren minder bij een hoge dekkingsgraad, zij hebben daarentegen ook minder nadeel bij een lage dekkingsraad.

Omdat de kans vrij groot is dat ons fonds kan overgaan met een dekkingsgraad boven de 100%, profiteren pensioengerechtigden bij het invaren hier minder van dan de overige deelnemers. Met andere woorden, als er bij het invaren 7,00% extra valt te verdelen, krijgen pensioengerechtigden bij de standaard invaarmethode minder dan 7,00% en de overige deelnemers iets meer. Hierdoor is het voordelig voor pensioengerechtigden om nu een verhoging te krijgen en niet te hoeven wachten tot het nieuwe stelsel.

Indexatie per 1 januari 2024
In januari 2024 is er niet geïndexeerd omdat de inflatie over de periode oktober 2022 – oktober 2023 negatief was.

Heb je naar aanleiding van deze informatie nog vragen? Neem dan contact op met onze pensioenuitvoerder AZL. Bel 088 – 1162 401 of mail je vraag naar pf-tno@azl.eu.